zaterdag 6 april 2024

Maarten 't Hart noemde het geloof DE gesel van de mensheid en apekool en lariekoek, ja, zoals het cda en dat andere hebzuchtige bezitterige ijdele verwaande gelovige gluiperige gore smerige stupide gespuis in mammon kanker gelooft is het misdadige apekool en lariekoek, in italië heeft de maffia 600 miljoen eur verdiend aan corona, in hol land is er een "minister", mammon kanker gekke smerige stupide sexistische blaaskakie hugo de jonge, die daarvoor minstens een jaar de gevangenis in moet, het stinkende smerige mammon kanker lijertje met je rottende schijtkopf, hij heeft daarvoor 18 miljoen eur belastinggeld van echte wel werkende mensen verspild, op gegaan aan zijn mammon kanker godje,

  god verdomme, en marjolein sonnema houdt dat geheim omdat zij daaraan meewerkte met die lelijke varkens kut kop van haar, en veel dokters hebben ook een aardige cent bij verdiend aan corona, ook geen echt gezellige figuren, de medische wetenschap, ook al mammon kanker lijerss .. the world rolled itself in pain, this does not seem to touch you, you suffocate in your vain conceited conformist catholic christian chicken cunt sshit 

in de tijd van de Franse revolutie werden terecht vanwege vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit kippe kut koppen als die van mark rutte, greet wilders, edith schippers, hugo de jonge, caroline van der plass, dilan yessilgoz, en zo voortss en zo voortss er terecht af gehakt, de verlossing van greedy animal farm pigss chicken cuntss

 i'd like to be, under the sea, in an octopussy's garden, in the shade, oh, what joy, for every girl and boy .... we could be, so happy, you and me .... skiing gives the same, no, a better feelink to me 

https://www.youtube.com/watch?v=mdpIWZd9JmA













Prediker 1 en 2: Alles is ijdelheid en najagen van wind; lucht en leegte; er is niets nieuws onder de zon

De woorden van Prediker, de zoon van David, koning te Jeruzalem. IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid! Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen, waarmee hij zich aftobt onder de zon? Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altoos staan.

De zon komt op en de zon gaat onder en hijgend ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. De wind gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug. Alle beken stromen naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer.

Alle dingen zijn onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van zien, en het oor wordt niet vervuld van horen. Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.

Is er iets, waarvan men zegt: Ziehier, dat is nieuw – het was er al in verre tijden, die vóór ons waren. Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zullen zijn, zal er geen heugenis wezen bij hen die nog later leven zullen.

Ik, Prediker, was koning over Israël te Jeruzalem; en ik zette mijn hart erop om na te vorsen en onderzoek te doen naar de wijsheid in alles, wat onder de hemel geschiedt. Dat is een kwade bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen.

Ik nam in ogenschouw alle daden, die onder de zon verricht worden, en zie: alles is ijdelheid en najagen van wind! Het kromme kan niet recht zijn en het ontbrekende kan niet geteld worden.

Ik zeide bij mijzelf: Zie, ik ben groter en rijker in wijsheid geworden dan allen die vóór mij over Jeruzalem geregeerd hebben, en mijn hart heeft in overvloed wijsheid en kennis opgedaan; zo heb ik er mijn hart op gezet om wijsheid en kennis, verdwaasdheid en onverstand te leren kennen.

Ik heb ingezien, dat ook dit is najagen van wind. Want in veel wijsheid ligt veel verdriet, en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart.

Ik zei tot mijzelf: Welaan, ik wil u op de proef stellen door vreugde, verlustig u dus in het goede. Maar zie, ook dit is ijdelheid. Van het lachen moest ik zeggen: Het is dwaas; en van de vreugde: Wat werkt zij uit?

Ik stelde bij mijzelf een onderzoek in door mijn lichaam met wijn te verkwikken – terwijl mijn geest de leiding behield door de wijsheid – en het onverstand aan te hangen, totdat ik zou ontwaren, wat de mensenkinderen het beste kunnen doen onder de hemel gedurende de weinige dagen van hun leven.

Ik deed grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden, legde hoven en parken aan en plantte daarin allerlei vruchtbomen, ik groef watervijvers om daaruit een bos met jonge bomen te bevloeien; ik kocht slaven en slavinnen, en daar werden er ook in mijn huis geboren; ook had ik een talrijk bezit aan runderen en kleinvee, meer dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren; ik vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen die de mensen bekoren, alle mogelijke genietingen.

Zo werd ik groter en rijker dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren; ondertussen bleef mijn wijsheid mij bij. En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde.

Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden gewrocht, en tot het zwoegen waarmee ik mij had afgetobd om die te volbrengen – zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon.

En ik wendde mij om wijsheid benevens verdwaasdheid en onverstand in ogenschouw te nemen, immers, hoe staat de mens die de koning opvolgen zal, tegenover wat deze al gedaan heeft?

Wel ontwaarde ik, dat de wijsheid haar voordeel heeft boven het onverstand, zoals het licht zijn voordeel heeft boven de duisternis: de wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis; maar ik bemerkte ook, dat één lot hen allen treft, en ik zeide bij mijzelf: Wat de dwaas wedervaart, wedervaart ook mij: waartoe ben ik dan zo uitermate wijs geweest?

Toen sprak ik bij mijzelf, dat ook dit ijdelheid is. Want er is nimmer enige heugenis van de wijze, zomin als van de dwaas, omdat in de komende dagen alles reeds lang vergeten is, en ach, hoe sterft de wijze evenzeer als de dwaas!

Daarom kreeg ik een afkeer van het leven, want kwaad scheen mij het werk, dat onder de zon geschiedt: het is alles ijdelheid en najagen van wind. Ja, ik kreeg een afkeer van al mijn zwoegen, waarmee ik mij had afgetobd onder de zon, daar ik het moet achterlaten voor de mens die na mij zijn zal, en wie weet, of hij wijs zal zijn of dwaas, en toch zal hij macht hebben over alles waarvoor ik gezwoegd heb en waarin ik wijs geweest ben onder de zon. Ook dit is ijdelheid.

Zo kwam ik ertoe zelf te vertwijfelen vanwege al het zwoegen, waarmee ik mij afgetobd had onder de zon. Want is er een mens, die zich voor iets aftobt met wijsheid en kennis en bekwaamheid, dan moet hij het als diens deel nalaten aan een mens, die zich daarvoor niet afgetobd heeft. Ook dit is ijdelheid en een groot kwaad.

Wat toch heeft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, waarmee hij zich aftobt onder de zon, wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet, en zelfs ‘s nachts zijn hart geen rust vindt? Ook dit is ijdelheid.

De mens heeft het niet in zijn macht om te eten en te drinken en zich te goed te doen bij zijn zwoegen; dit heb ik wel ontwaard, dat het van de hand Gods komt. Want wie kan eten en wie kan iets genieten buiten Hem?

Want aan een mens die Hem welgevallig is, geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde; maar hem die niet welgevallig is, geeft Hij de taak om te verzamelen en bijeen te brengen, ten einde dit te geven aan wie Gode welgevallig is. Ook dit is ijdelheid en najagen van wind.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten